Marathon man.
Ik word in een ziekenhuisbed gelegd, de gang door en vervolgens de lift in. Overstappen in een andere lift en naar een kamer. Ineens staan er drie, vier personen in maanlanderspakken om me heen. Links een infuus aanbrengen. Links en rechts bloed prikken en vervolgens rechts bloed uit de slagader onttrekken. Ik voel de pijn, maar laat het gebeuren, ik kan me niet verzetten, wil me niet verzetten. Een slang in de neus en aan de zuurstof. Dan komt het hele bed weer in beweging en word ik door het gebouw gereden, op weg naar één of andere afdeling. Mijn T-shirt wordt omhoog getrokken en er worden plakkers aangebracht. Boven mij draait één of ander grijs monster rondjes, alsof het voornemens is mij te verzwelgen. ‘Inademen, vasthouden en uitademen!’ De bevelen zijn kort en krachtig. Normaal geen probleem voor mij, maar nu wel. Wat gebeurt er toch?
De plakkers worden verwijderd en ik word weer naar de kamer gereden. Daar komt de zaalarts poolshoogte nemen.
‘U bent toch de marathon man?’
Ik moet hem uiterst verbaasd hebben aangekeken. Marathon man? Mijn vragende blik zal bij hem ook fronsende wenkbrauwen hebben opgeleverd. Ik snap er niets van. De arts dient mij medicatie toe via het infuus en daarnaast krijg ik een cocktail medicatie met een glas water.
‘Wat wilt u eten?’
Ik schrik wakker van de stem. Een vriendelijke zuster staat op afstand. Ze noemt mij het menu en ik besluit rode kool met hachee te nemen, met een ijsje als toetje. Aan het eind van de middag wordt het eten geserveerd. Er zit weinig smaak aan, maar dat ligt niet aan het eten, integendeel. De eerste hap hachee gaat over mijn T-shirt. Dat verschonen met infuus en zuurstof is onbegonnen werk. Uiteindelijk val ik in slaap. En met de slaap komen ook de demonen en de angsten. Dit jaar heb ik twee vrienden verloren: één van 65 en in juni één van 53 jaar. Beide niet als gevolg van het virus, het had een andere oorzaak. Ik denk aan uitspraken van mijn moeder: wat tweed zich, dat dreet zich. Vrij vertaald: alle goede dingen zijn drie. In één van mijn dromen fiets ik op mijn mountainbike door de bossen, voel me ineens licht in het hoofd worden en stijg langzaam met fiets en al op naar boven. Ik ben de derde dit jaar en zal me bij mijn vrienden gaan voegen. Het beeld is zo sterk, dat ik er wakker van word. Ik voel de angst om mijn hart slaan en voor het eerst in mijn leven voel ik echte angst. En ik lig daar helemaal alleen op een kamer, wachtend op magere Hein. De slaap kan ik niet meer vatten, telkens komt het beeld van mijn fietstocht weer voor mijn netvlies.
Ik zie het langzaam licht worden en de ochtenddienst komt me vragen naar mijn ontbijt. Goh, wat ben ik blij haar te zien en te horen. Een broodje en een gekookt ei, dat gaat er wel in. Samen met een eiwitdrank en een kop koffie.
Vlak na het ontbijt krijg ik de medicatie, word ik onderzocht en wordt de bloeddruk gemeten.
‘U bent toch die marathon man?’
Alweer die vraag! Wat bedoelen ze toch.
‘U werd gisteren door uw huisarts aangemeld voor de spoedeisende hulp. Volgens hem bent u een marathon man, die marathons loopt.’
Het kwartje begint te vallen. Jaarlijks laat ik mijn door mijn huisarts keuren en hij geeft altijd hoog op over mijn sportiviteit. ‘Je bent een voorbeeld voor mijn patiënten.’ We praten over hardlopen, wandelen en fietsen. Ik heb sterk de indruk dat hij hieraan heeft gerefereerd toen ik moest worden opgenomen. Marathon man, nee, nog nooit een hele marathon gelopen, welke enkele halve marathons. En al jaren loop ik hard waardoor ik een goede conditie heb opgebouwd. Ik nuanceer de uitspraak van de huisarts enigszins. Het heeft geen zin, vanaf vandaan ben ik de marathonman van de afdeling.
Heel langzaam begin ik me wat beter te voelen. De zuurstof doet haar werk en af en toe ga ik van bed om te puzzelen en te lezen. De berichtjes stromen op mijn telefoon binnen. De verpleegster praat me ook bij over de avond ervoor. Ik ben een stuk van de film kwijt en zij legt uit wat er is gebeurd. Omdat er sprake was van een acuut zuurstofprobleem in het bloed, werd gedacht aan een longembolie. Om dat uit te sluiten was het zaak om zo snel mogelijk een CT scan te maken om die embolie uit te sluiten. Tijdens dat onderzoek belde mijn vrouw met de afdeling om te horen hoe het ging. Zij kreeg een keurige medewerkster aan de telefoon, die op zoek ging naar de behandelend arts of verpleegkundige. Ze moest wachten en werd een aantal keren uit de wacht terug genomen. Op een gegeven moment zei de medewerkster: ‘we zijn hem kwijt.’
Ik hoorde het glimlachend aan. Achteraf bleek dat ik op weg was naar de CT of op de terug was. Gelukkig voor mijn vrouw kwam er snel duidelijkheid aan de situatie en was ik weer ‘gevonden.

Vervolg: Déjà vu